bezitten werkw. Uitspraak: [ bəˈzɪtə(n) ] Afbreekpatroon: be·zit·ten Vervoegingen: bezat (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft bezeten (volt.deelw.) hebben Voorbeeld: 'een computer bezitten' Synoniemen: beschikken hebben ontberen (antoniem) Spreekwoorden en zegswijzen • zijn ziel in lijdzaamheid bezitten Gevonden op https://www.woorden.org/woord/bezitten