Spreekwoorden: (1914) Bijspijkeren, eig. door hier en daar een spijker te slaan, iets dat los zit vastmaken, iets herstellen, opknappen, oplappen. Vandaar fig. trans. goed maken, zijn schade inhalen; zijn tekort aan kennis aanvullen; intr. opknappen, herstellen van een ziekte; ook in 't algemeen weer terecht komen. Vgl. N... Gevonden op https://www.encyclo.nl/lokaal/10778