het biljet zelfst.naamw. Uitspraak: [ bɪlˈjɛt ] Afbreekpatroon: bil·jet Verbuigingen: biljetten (meerv.) 1) stuk papier waarop iets staat Voorbeelden: 'toegangsbiljet' , 'aanplakbiljet' 2) officieel stuk papier Voorbeelden: 'een aanslagbiljet van de belasting' , 'bankbiljet' , 'een biljet van twintig euro' Synoni...
1) Aanplakbiljet 2) Affiche 3) Afgiftebewijs 4) Bankbiljet 5) Bedrukt briefje 6) Bedrukt papier of kaartje 7) Bewijs 8) Briefje 9) Drukwerk 10) Formulier 11) Geldbriefje 12) Kaartje 13) Klein briefje 14) Lap 15) Papieren geld 16) Papiergeld 17) Plakkaat 18) Poster 19) Reclamemiddel 20) Ticket 21) Toegangsbewijs 1) Aanplakbiljet 2) Affiche 3) Afgiftebewijs 4) Bewijs 5) Briefje 6) Formulier 7) Kaartje 8) Plakkaat 9) Poster 10) Ticket 11) Toegangsbewijs 
kaartje (toon de herkomst via de etymologiebank)
stuk papier waarop iets gedrukt is vb: je hebt stembiljetten, bankbiljetten en aanplakbiljetten
•een stuk van staatswege uitgegeven papier waaraan geldswaarde is toegekend.
briefje, kaartje
briefje, kaartje