
bol (zie ook: bol 3) van een boom, stam van een boom - Voorbeeld: ‘
Volgens slag en val, de een op een boombol, de ander op een bussel stro, of plat op de grond uitgestrekt, in 't deemster van de late avond, waren zij er opgewekt op los aan 't praten’
Gevonden op
https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0005.php
Geen exacte overeenkomst gevonden.