
1.laan, weg, aan beide zijden met een of meer rijen bomen beplant Voorbeeld: ‘
Voor het dagen reden zij langs een boomlaan het dorp in’ 2.bomenrij Voorbeeld: ‘
Eens dat zij ver genoeg was, sloop Wies langs de stallen, hief het loshangend hekkenpoortje open, loerde tussen de boomlanen en vond haar in de graswei onder de hazelaars...
Gevonden op
https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0005.php
Geen exacte overeenkomst gevonden.