de bourdon zelfst.naamw. (m.) Verbuigingen: bourdons 1) noot van dezelfde (lage) toonhoogte die het hele muziekstuk aangehouden wordt 2) pijp van een doedelzak die als functie heeft 1) te produceren 3) laag orgelregister 4) zware luidklok 
1) Plaats in de Benelux 2) Grootste carillonklok 3) Deel van een muziekinstrument 4) Plaats in België 5) Grootste klok van een carillon 6) Laagste bassnaar 7) Orgelregister 8) Diepe bas 9) Diepe basstem 10) Luiklok 11) Brombas 12) Zwaarste klok van een carillon 13) Kerkluiklok 14) Zware basstem 15) Zware luidklok 
Let op: Spelling van 1858 de diepste bassnaar; ook de bas in eenen doedelzak, en de diepste baspijp in eenen orgel
diepe bas (toon de herkomst via de etymologiebank)
De diepste klok van een carillon. Term wordt ook gebruikt voor de aanhoudende toon van niet-bespeelde snaren die bij strijk- of tokkelinstrumenten meeklinken.
diepe bas
twee steeds aangehouden of aangeslagen bastonen die als eenvoudige begeleiding dienen bij volksmuziek.
Begeleiding van voortdurend klinkende grondtoon en kwint