het contact zelfst.naamw. Uitspraak: [ kɔnˈtɑkt ] Afbreekpatroon: con·tact Verbuigingen: contacten (meerv.) 1) keer dat je iemand ziet of spreekt Voorbeelden: 'Tot de volgende keer; we houden contact.' , 'contact per e-mail of per telefoon' , 'We zien elkaar nooit meer; het contact is verbroken.' contact opnemen met iemand (zorg...
1) Aanraking 2) Aansluiting 3) Aanvoeling 4) Band 5) Betrekking 6) Communiceren 7) Connectie 8) Gemeenschap 9) Kanaal 10) Kruiwagen 11) Omgang 12) Relatie 13) Toenadering 14) Verbinding 15) Verstandhouding 16) Voeling 1) Aanraking 2) Aansluiting 3) Avance 4) Band 5) Communicatie 6) Connectie 7) Gemeenschap 8) Nodig bij elektrische geleiding 9) Omgang 10) Onderlinge aanraking 11) Onderlinge verbinding 12) Ontmoeting 13) Overleg 14) Rapport 15) Relatie 16) Schakelaar 17) Startslot 18) Verbinding 19) Verstandhouding 1) Dancing 
Let op: Spelling van 1858 het aanraken, onderlinge raking van twee ligchamen, botsing
aanraking (toon de herkomst via de etymologiebank)
(Aanraking) Sommige mensen zijn allergisch bij aanraking van bepaalde planten. 
•een toestand waarbij twee voorwerpen elkaar raken. •onderlinge communicatie. •een contactpersoon. •een verbinding van twee elektrische geleidingen. •een elektrische schakelaar. •de grens tussen stollings- en nevengesteente.
aanraking
aanraking
Confrontatie met een reclamemedium of een reclameboodschap waardoor gelegenheid ontstaat een communicatie-uiting waar te nemen.
aanraking
overdracht van trillingen van de ene naar de andere constructie die leidt tot luchtgeluid