dagelijkse doening, bezigheid, werk - Voorbeeld: ‘Al wat hij zag verdroot hem en hij kreeg lust de krauwel daar te gooien en weg te lopen om uit de gewone dagdoening te geraken’ (Langs Wegen 141) Gevonden op https://dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0007.php