I de debiel zelfst.naamw. (m./v.) Uitspraak: [ də'bil ] Afbreekpatroon: de·biel Verbuigingen: debielen (meerv.) 1) iemand met weinig verstandelijke vermogens Voorbeeld: 'instellingen waar debielen wonen' Synoniem: zwakzinnige 2) iemand die zich stom en bespottelijk gedraagt informeel Voorbeeld: 'Wat zijn...
1) Aartsdom 2) Achterlijk 3) Achterlijk mens 4) Beperkt van verstand 5) Dement 6) Dom 7) Ezelachtig 8) Idioot 9) Imbeciel 10) Machteloos 11) Mafkees 12) Onintelligent 13) Zeer stompzinnig 14) Zeer traag van begrip 15) Zwakbegaafd 16) Zwakzinnig 17) Zwakzinnige 1) Achterlijk 2) Dement 3) Idioot 4) Imbeciel 5) Mafkees 6) Sloom 7) Zwakzinnig 
achterlijk ; zwakzinnige (toon de herkomst via de etymologiebank)
Gek
zwakzinnig
zwakzinnig
zwakte