de dinosaurus zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ dinoˈsɑurʏs ] Afbreekpatroon: di·no·sau·rus Verbuigingen: dinosaurussen (meerv.) heel groot dier dat miljoenen jaren geleden leefde Voorbeeld: 'De skeletten van dinosaurussen kun je nog zien in veel musea.' Gevonden op https://www.woorden.org/woord/dinosaurus
uitgestorven, als fossiel bewaard dier dat behoort tot een van de soorten landreptielen die 230 tot 65 miljoen jaar geleden leefden in het mesozoïcum en, afhankelijk van de geologische periode daarbinnen en van de soort, soms enorme afmetingen hadden In algemeen taalgebruik vaak ruimer eveneens in toepassing op prehistorische reptielen die vlogen ... Gevonden op https://anw.ivdnt.org/article/dinosaurus