doorspoelen werkw. Uitspraak: [ 'dorspulə(n) ] Afbreekpatroon: door·spoe·len Vervoegingen: spoelde door (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft doorgespoeld (volt.deelw.) 1) (iets) schoonmaken door er een vloeistof doorheen te laten gaan Voorbeelden: 'de wc doorspoelen' , 'de waterleiding doorspoelen' Synoniem: schoonspoelen ...
1) Doortrekken 2) Spoelen 3) Wegspoelen 1) Doortrekken 2) Wegspoelen 
Verzilte water wordt zo verdund, dat het kan worden gebruikt voor de landbouw