1.licht afgeven, glanzen, vlammen (beweeglijk, onrustig) Voorbeeld: ‘'k Werd moe van kijken op die kromgebogen mensen en dat blinkend staal dat flikkerde in de zonne en uit en in de eerde ging’ Gevonden op https://dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0009.php
met een zwaai uit je hand loslaten zodat het ergens anders terechtkomt vb: (plat) hij heeft zijn zoon het huis uit geflikkerd Synoniemen: gooien werpen mikken smijten onrustig en snel aan en uit gaan vb: de lampjes flikkerden Gevonden op https://mowb.muiswerken.nl/