droppen werkw. Uitspraak: [ ˈdrɔpə(n) ] Afbreekpatroon: drop·pen Vervoegingen: dropte (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gedropt (volt.deelw.) 1) uit een vliegtuig laten vallen Voorbeeld: 'voedselpakketten droppen in een gebied met hongersnood' 2) ergens achterlaten Voorbeeld: 'Sommige mensen droppen hun ho...
1) Ergens afzetten 2) Neerleggen 3) Druppelen 4) Druppen 5) Parachuteren 6) Golfterm 7) Druipen 8) Uit een vliegtuig neerlaten 9) Uitdruppelen 10) Sijpelen 11) Neergooien 12) Laten vallen 13) Neerwerpen uit een vliegtuig 14) Afdruipen 15) Afzetten 16) Achterlaten 
afzetten
laten neerkomen, achterlaten (toon de herkomst via de etymologiebank)
uit een vliegtuig gooien vb: de Amerikanen hebben voedsel gedropt in bezet gebied
Golfterm; het opnieuw in het spel brengen van de bal door die vanaf schouderhoogte te laten vallen. Dit mag, afhankelijk van de omstandigheden, volgens de regels. Soms kost het een strafslag.
•"(onovergankelijk)" [formeel] druppen, druppelen. •"(overgankelijk)" iemand ergens afzetten. •"(overgankelijk)" uit een vliegtuig laten neerkomen.
Overvallen
(Eng: drop (to)) Vallen; laten vallen; beëindigen; aftakken; invoegen.
[Let op: mogelijk oud Nederlands van 1400-1800] lekken
Wordt gebruikt voor hangende ornamenten, zoals aan een meubelkleed of leuning, of binnen een boog, die losser hangen dan drop tracery.