de drom zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ drɔm ] Verbuigingen: drommen (meerv.) grote groep mensen Voorbeeld: 'Bij de uitverkoop staan drommen mensen in de rij voor de kassa.' Synoniem: menigte Synoniemen: bende boel hoop horde kudde massa menigte mensenmassa schaar schare stapel tas troep Spreekwoorden en zegswijzen • van de bok (laten...
1) Bende 2) Boel 3) Dichte menigte 4) Drum 5) Einde van kettinggaren 6) Grote groep 7) Grote groep mensen 8) Grote hoeveelheid 9) Grote massa 10) Grote menigte 11) Heer 12) Heir 13) Hoeveelheid 14) Hoop 15) Horde 16) Kudde 17) Massa 18) Massa mensen 19) Menigte 20) Mensenmassa 21) Mensenmenigte 22) Mensenzee 1) Bende 2) Boel 3) Hoop 4) Horde 5) Kudde 6) Massa 7) Menigte 8) Mensenmassa 9) Meute 10) Schaar 11) Schare 12) Stapel 13) Tas 14) Troep 15) Zwerm 
deel van de ketting van een weefsel (toon de herkomst via de etymologiebank)
groot aantal mensen bij elkaar vb: er stonden drommen mensen voor de ingang Synoniemen: massa volk menigte schare Tegenstelling: enkeling
menigte, grote hoeveelheid van iets
menigte
touw van mindere kwaliteit. Bij uitbreiding touw en weefselrestanten waarvan ondermeer dweilen en teer- of pekkwasten gemaakt werden. Ook geschreven als dreum en droem.
Uit `De lagere vaktalen: De spinners-en weverstaal` 1914 de verzameling van draden die door den kamslager in nen nieuwen kam worden gesteken, of ingereden, alsook het uiteinde van het garen dat na elke afgewevene keten in den kam blijft zitten.
woord uit 1812, uitleg bij teksten van E.J. Potgieter (1808 - 1875) menigte.