emanciperen werkw. Uitspraak: [ emɑnsi'perə(n) ] Afbreekpatroon: eman·ci·pe·ren Vervoegingen: emancipeerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft geëmancipeerd (volt.deelw.) zorgen voor gelijke rechten en zelfstandigheid (van mensen) Voorbeelden: 'De politiek moet mensen emanciperen, niet betuttelen.' , 'Mannen helpen wel in het huis... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/emanciperen