escorteren werkw. Uitspraak: [ ɛskɔr'terə(n) ] Afbreekpatroon: es·cor·te·ren Vervoegingen: escorteerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft geëscorteerd (volt.deelw.) begeleiden, vooral voor de veiligheid of als eerbewijs Voorbeelden: 'Straaljagers escorteren het lijnvliegtuig na een bomalarm.' , 'Dolfijnen escorteren het zeilschi...
1) Begeleiden 2) Bewaken 3) Brengen 4) Chaperonneren 5) Geleiden 6) Meegaan 7) Meelopen 8) Uitgeleide doen 9) Vergezellen 10) Volgen 1) Begeleiden 2) Chaperonneren 3) Flankeren 4) Geleiden 5) Meegaan 6) Meelopen 7) Vergezellen 8) Volgen