vezelen, fluisteren, fluisterend, onduidelijk spreken - Voorbeeld: ‘Morgen krijgen we een schone dag, fazelde Wies tussen de tanden’ - Voorbeeld: ‘Daarna knikte ze instemmend en fazelde op een stille wijze, als bij zichzelf’ (ibid. 502) Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0009.php