de feestganger zelfst.naamw. (m.) Afbreekpatroon: feest·gan·ger Verbuigingen: feestgangers (meerv.) Verbuigingen: feestgangertje (verkleinwoord) iemand die naar een feest gaat Voorbeeld: 'Volgens de politie zal het dodental waarschijnlijk nog verder stijgen. Zaterdag konden autoriteiten de dood van negen personen bevestigen, maar toen al ... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/feestganger