de fuselier zelfst.naamw. (m.) Verbuigingen: fuseliers vroegere, met een geweer bewapende infanterist 
1) Soldaat 2) Met een geweer gewapend soldaat 3) Militair 4) Infanterist 
iemand die als soldaat dienst doet bij de infanterie in het Belgische leger; Belgische infanterist iemand die als soldaat dienst doet bij het Garderegiment Fuseliers 'Prinses Irene' in het Nederlandse leger
[Let op: Spelling en uitleg uit 1890] soldaat bij het O. en W. Indisch leger, eig. geweerdrager, van Frans fusil = geweer.
gewoon soldaat bij de Infanterie
Een 'fuselier' ('geweerschutter') was een type soldaat dat aan het einde van de 17e eeuw ontstond. Oorspronkelijk waren fuseliers keursoldaten die gedetacheerd werden bij de artillerie om deze te ondersteunen, en speciaal daarvoor met het meer betrouwbare vuursteenslotmusket werden bewapend; later vormden zij aparte regimenten infanterie.
In WO II in België en Nederland de benaming voor een infanterist bewapend met een geweer. De soldaten van het Nederlandse garderegiment 'Prinses Irene' worden nog met fuselier betiteld.
soldaat