geeuwen werkw. Uitspraak: [ ˈxewə(n) ] Afbreekpatroon: geeu·wen Vervoegingen: geeuwde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gegeeuwd (volt.deelw.) uit vermoeidheid of verveling je mond willekeurig wijd opendoen en daarbij diep ademhalen Voorbeeld: 'geeuwen van de slaap' Synoniem: gapen Zie ook: geeuw Synoniemen: gapen Gevonden op https://woorden.org/woord/geeuwen
met wijd geopende mond diep en langzaam inademen en weer uitademen vb: als je slaap hebt ga je geeuwen Synoniem: gapen Gevonden op https://mowb.muiswerken.nl/