goeddoen werkw. Uitspraak: [ 'xudu(n) ] Afbreekpatroon: goed·doen Vervoegingen: deed goed (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft goedgedaan (volt.deelw.) 1) een gunstig werking hebben op (iets of iemand) Voorbeelden: 'Ik heb vannacht bijna niet geslapen, maar deze koffie doet me goed.' , 'Wat meer samenwerking zou onze organisatie... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/goeddoen