hengelen werkw. Uitspraak: [ 'hɛŋələ(n) ] Afbreekpatroon: hen·ge·len Vervoegingen: hengelde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gehengeld (volt.deelw.) met een hengel proberen te vangen Voorbeelden: 'hij zit te hengelen aan het water' , 'een prul, gewonnen met hengelen op de kermis' Zie ook: hengel Synoniemen: hengelsport vissen ... Gevonden op https://woorden.org/woord/hengelen
Methode om via de brievenbus of kattenluik met een ijzerdraad of haak de dagschoot van het slot terug te trekken.
Gevonden op https://encyclo.nl/lokaal/10705
1> verouderde term voor heen en weer kruisen . De term wordt door Nicolaas Witsen genoemd, maar weinig verduidelijkt. W. à Winschooten formuleert het als: ″op sijn Scheeps heen en weer, af en aan seilen″. 2> met het klompje bruggeld innen. Gevonden op https://www.binnenvaarttaal.nl/zoek.php?woord=hengelen