
Spreekwoorden: (1914)
Hij is kanon,d.w.z. hij is stomdronken, eig. hij is zoo vol geladen als een kanon. Vgl. Landl. 32: Maar die kerel die zuipt en astie kanon is, slaat ie dat wijf; bl. 153: Ik ben er (van champagne) maar één enkele keer van me leven zoo zalig kanon van geweest; Jord. II, 444: Toen de meiden en het v...
Gevonden op
https://www.encyclo.nl/lokaal/10778

Spreekwoorden: (1914)
Hij is kanon,d.w.z. hij is stomdronken, eig. hij is zoo vol geladen als een kanon. Vgl. Landl. 32: Maar die kerel die zuipt en astie kanon is, slaat ie dat wijf; bl. 153: Ik ben er (van champagne) maar één enkele keer van me leven zoo zalig kanon van geweest; Jord. II, 444: Toen de meiden en het v...
Gevonden op
https://www.encyclo.nl/lokaal/10778
Geen exacte overeenkomst gevonden.