Zie ook:
hospitaliseer

hospitaliseren werkw. Uitspraak: [ hɔspitali'zerə(n) ] Afbreekpatroon: hos·pi·ta·li·se·ren Vervoegingen: hospitaliseerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gehospitaliseerd (volt.deelw.)
gewend raken aan de sfeer en de verzorging in een ziekenhuis of instelling zodat je je daarbuiten niet meer prettig voelt Herkomst volgens etym...
Gevonden op
https://www.woorden.org/woord/hospitaliseren
Geen exacte overeenkomst gevonden.