
de hoteleigenaar zelfst.naamw. (m.) Afbreekpatroon: ho·tel·ei·ge·naar Verbuigingen: hoteleigenaren (meerv.) Verbuigingen: hoteleigenaartje (verkleinwoord)
de bezitter van een overnachtingsplaats voor toeristen Voorbeeld: 'De hoteleigenaar vond het fijn om goed voor zijn gasten te zorgen.' . ...
Gevonden op
https://www.woorden.org/woord/hoteleigenaar
Geen exacte overeenkomst gevonden.