Zie ook:
immuniseer

immuniseren werkw. Uitspraak: [ ɪmyni'zerə(n) ] Afbreekpatroon: im·mu·ni·se·ren Vervoegingen: immuniseerde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: geïmmuniseerd (volt.deelw.)
behandelen zodat je een ziekte niet kunt krijgen medisch Voorbeelden: 'kinderen immuniseren tegen difterie, tetanus, kinkhoest, polio, tuberculose en maz...
Gevonden op
https://www.woorden.org/woord/immuniseren

1) Inenten 2) Onvatbaar maken 3) Immuun maken
Gevonden op
https://www.mijnwoordenboek.nl/puzzelwoordenboek/Immuniseren/1

onvatbaar maken, het opwekken van weerstand (immuniteit) tegen bepaalde infectieziekten. Hierdoor is de persoon beter tegen de ziekteverwekker bestand. Tijdens een volgend contact met deze ziekteverwekker, maakt het lichaam antistoffen aan en is de kans klein om ziek te worden
Gevonden op
https://www.encyclo.nl/lokaal/10590
Geen exacte overeenkomst gevonden.