inpluggen werkw.Uitspraak: ['ɪmplʏxə(n)] Verbuigingen: plugde in (verl.tijd enkelv.) Verbuigingen: heeft ingeplugd (volt.deelw.) (elektronische apparaten) op elkaar aansluiten met een stekertje Voorbeeld: `een USB-stick inpluggen in je c... Gevonden op http://www.woorden.org/woord/inpluggen