inruilen werkw. Uitspraak: [ 'ɪnrœylə(n) ] Afbreekpatroon: in·rui·len Vervoegingen: ruilde in (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft ingeruild (volt.deelw.) vervangen (door een andere) Voorbeelden: 'na vijf jaar je auto inruilen voor een nieuwe' , 'je vaste personeel inruilen voor flexwerkers' , 'je vriendin inruilen voor een andere v... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/inruilen