I implosief bijv.naamw. Afbreekpatroon: im·plo·sief Verbuigingen: implosiever Verbuigingen: implosiefst inplofbaar II de implosief zelfst.naamw. (m.) Afbreekpatroon: im·plo·sief Verbuigingen: implosieven (meerv.) Verbuigingen: implosiefje (verkleinwoord) spraakklank die wordt gevormd door tegelijk de mondholte te openen en de lucht ...
Een zuigklank