jeuken werkw. Uitspraak: [ 'jøkə(n) ] Afbreekpatroon: jeu·ken Vervoegingen: jeukte (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gejeukt (volt.deelw.) een gevoel van jeuk geven Voorbeelden: 'last hebben van jeukende ogen' , 'een jeukende muggenbeet' Mijn handen/vingers jeuken om ... (... ik wil graag) 'Mijn handen jeuken om met dit interessan... Gevonden op https://woorden.org/woord/jeuken
een hevig kriebelend gevoel geven, waardoor de haast onbedwingbare neiging ontstaat te krabben, schuren of schurken In het zinsverband vaak gecombineerd met de werkwoorden beginnen en gaan . als gevolg van seksuele opwinding een op jeuken lijkend gevoel geven een onaangenaam, pijnlijke gevoel geven; een onaangename psychische sensatie veroorzaken d... Gevonden op https://anw.ivdnt.org/article/jeuken