'Kefas' (van het Aramese כיפא, 'Kēp’', 'rots'), 'Cephas' of 'Keefa' was volgens Johannes 1:42 de bijnaam die Jezus gaf aan zijn leerling Simon, een van de twaalf apostelen. Kefas wordt genoemd in twee brieven van Paulus (1 Korintiërs 1:12; 3:22; 9:5; 15:5 en Galaten 1:18; 2:9,11,14), maar in Galaten 2:7-8 noemt Paulus hem Petrus. Gevonden op https://nl.wikipedia.org/wiki/Kefas