korten werkw. Uitspraak: [ ˈkɔrtə(n) ] Afbreekpatroon: kor·ten Vervoegingen: kortte (verl.tijd enkelv.) 1) (iemand) minder geven dan eerder Vervoegingen: heeft gekort (volt.deelw.) Voorbeelden: 'iemand korten op zijn uitkering' , 'het korten van hulp aan ouders met een invalide kind' 2) korter worden Vervoegingen... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/korten