
treuzelen, talmen, hangen - Voorbeeld: ‘
Ze liepen alhier, aldaar, kropen op wagen en karren, alle deurgaten uit en in, trokken naar de boomgaard of in 't gras langs de wal om er te zottebollen, te moossen, te muggelen of deugnieterij te bedrijven d'ene met d'andere’
Gevonden op
https://dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0016.php
Geen exacte overeenkomst gevonden.