neerhalen werkw. Uitspraak: [ 'nerhalə(n) ] Afbreekpatroon: neer·ha·len Vervoegingen: haalde neer (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft neergehaald (volt.deelw.) (een vliegtuig) beschieten zodat het neerstort Voorbeeld: 'Hij heeft als piloot heel wat vijandige toestellen neergehaald.' Synoniemen: afbreken bekritiseren breken fel bekrit...
1) Afbreken 2) Afkammen 3) Afkraken 4) Bekritiseren 5) Breken 6) Neersabelen 7) Neerslaan 8) Omlaaghalen 9) Omverhalen 10) Omvertrekken 11) Slopen 12) Strijken 13) Vellen 1) Afbreken 2) Afkammen 3) Afkraken 4) Breken 5) Het onheus bekritiseren 6) Maaien 7) Naar beneden trekken 8) Neersabelen 9) Neerslaan 10) Omlaaghalen 11) Omverhalen 12) Omverpraten 13) Omverrukken 14) Omvertrekken 15) Onheus bekritiseren 16) Slopen 17) Strijken 
naar beneden halen