onverdeeld bijv.naamw. Uitspraak: [ ɔnvər'delt ] Afbreekpatroon: on·ver·deeld geen onverdeeld succes eufemisme (een beetje mislukt) 'De vereniging van de zuidelijke en noordelijke Nederlanden was geen onverdeeld succes.' niet onverdeeld gelukkig met eufemisme (nogal ontevreden met) 'De vakbond is niet onverdeeld g... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/onverdeeld