overdekken, overlopen (WNT) - Voorbeeld: ‘Zijne (= van de hond) overschotene ogen schenen nog vol vuur’ - Voorbeeld: ‘Toen ze weer buiten kwam, kreeg ze plotseling de jonge kerel in 't oog die er ongemerkt gekomen was en bij de slachter te kouten stond. Met de slag overschoot haar een blozende kleur’ Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0018.php