
het paswoord zelfst.naamw. Uitspraak: [ 'pɑswort ] Afbreekpatroon: pas·woord Verbuigingen: paswoorden (meerv.)
codewoord dat je moet zeggen of typen voor je toegang krijgt Voorbeelden: 'paswoord is een malle vernederlandsing van het Engelse 'password'.' , 'Als je echt veilig wilt internetten moet je regelmatig je paswoord veranderen.' Syn...
Gevonden op
https://www.woorden.org/woord/paswoord
Geen exacte overeenkomst gevonden.