pellen werkw. Uitspraak: [ pɛlə(n) ] Afbreekpatroon: pel·len Vervoegingen: pelde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gepeld (volt.deelw.) de buitenkant ergens vanaf halen Voorbeelden: 'een eitje pellen' , 'gepelde pinda's' Synoniem: schillen Synoniemen: doppen jassen knippen schillen Spreekwoorden en zegswijzen • een eitje met ...
1) Plaats in de Benelux 2) Plaats in Luik 3) Knippen 4) Ontbolsteren 5) Doppen 6) Van de buitenkant ontdoen 7) Van de schil ontdoen 8) Pelen 9) Weefsel 10) Jassen 11) Afschillen 12) Afpellen 13) plaats in België 14) Ontdoen 15) Afdoppen 16) Afbikken 17) Ontschorsen 18) Ontdoen van schil 19) Schillen 
ontbolsteren
ontbolsteren (toon de herkomst via de etymologiebank)
Eieren en tomaten.
de schil eraf halen vb: wil jij deze mandarijn pellen?
ontbolsteren