de pijper zelfst.naamw. (m.) Verbuigingen: pijpers Verbuigingen: pijpertje iemand die pijpt (op een muziekinstrument blaast) 
1) Nederlandse componist 2) Muzikant 3) Fluitist 4) Fluitspeler 5) Fluitspeler bij de marine 6) Hoornblazer 7) Doedelzakspeler 8) Bespeler van blaasinstrument 
[Mil. Woordenboek, spelling van 1861 ``Pijper``] Zie Muzijk
scheepstype. Breed plat houten vaartuig voor het overzetten van personen, wagens en rijtuigen. Ook als pyper , pijperpont en halve pont bekend. Van Konijnburg tekent twee verschillende halve ponten. Beiden hebben aan de voorzijde een, in een punt toelopende, heve en aan de achterzijde een zeer brede rechthoekige heve. Het hier afgebeelde vaartui......