de poëtaster zelfst.naamw. (m.) slechte dichter de poëtaster zelfst.naamw. (m.) slechte dichter 
1) Pruldichter 2) Dichter 3) Kamerpot 4) Ondersteek 5) Rijmelaar 6) Rivier in Europa 7) Rivier in Italië 8) Verzenmaker 9) Waterpot 10) Nachtspiegel 1) Pruldichter 2) Dichter 3) Kamerpot 4) Ondersteek 5) Rijmelaar 6) Rivier in Europa 7) Rivier in Italië 8) Verzenmaker 9) Waterpot 10) Nachtspiegel 
Aanduiding voor de poëet in de ongunstige zin van het woord: pruldichter, rijmelaar. In de geschiedenis van de literaire kritiek zijn het vooral sommige 18e-eeuwse dichtgenootschappers (dichtgenootschap) die - sinds het begin van de 19e eeuw - het mikpunt zijn van spot en het object van afschuw vanwege hun onpersoonlijk gerijmel volgens regeltjes ...
Etym: Lat. poeta + pejoratief suffix -aster (dat kleinheid en belachelijkheid suggereert). - Rijmelaar, pruldichter. De term zou voor het eerst zijn gebruikt door Erasmus in een Latijnse brief gedateerd 25 maart 1521. Het woord is een Neolatijnse vorming die sindsdien wel eens in verschillende taalvarianten als literair scheldwoord gebruikt ...Etym: Lat. poeta + pejoratief suffix -aster (dat kleinheid en belachelijkheid suggereert). - Rijmelaar, pruldichter. De term zou voor het eerst zijn gebruikt door Erasmus in een Latijnse brief gedateerd 25 maart 1521. Het woord is een Neolatijnse vorming die sindsdien wel eens in verschillende taalvarianten als literair scheldwoord gebruikt ...
pruldichter (toon de herkomst via de etymologiebank)pruldichter (toon de herkomst via de etymologiebank)