printen werkw. Uitspraak: [ 'prɪntə(n) ] Afbreekpatroon: prin·ten Vervoegingen: printte (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft geprint (volt.deelw.) een afdruk op papier maken van Voorbeelden: 'Ik print nog even de agenda, dan kom ik.' , 'printen op fotopapier' Synoniem: afdrukken Zie ook: print Synoniemen: drukken uitdraaien Gevonden op https://woorden.org/woord/printen