I redden werkw. Uitspraak: [ ˈrɛdə(n) ] Afbreekpatroon: red·den Vervoegingen: redde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gered (volt.deelw.) 1) (iemand) uit een gevaarlijke situatie halen Voorbeeld: 'gered van de verdrinkingsdood' 2) het redden (met moeite bereiken dat iets lukt) 'Ondanks het noodweer hebben...
1) Helpen 2) Helpen bij nood 3) In veiligheid brengen 4) Behelpen 5) Vluchten 6) Aan gevaar onttrekken 7) Sauveren 8) Uit gevaar helpen 9) Uit gevaar bevrijden 10) Uit de nood helpen 11) Klaren 12) Zich schikken 13) Klaarspelen 14) Halen 15) Iemand buiten gevaar brengen 16) Behouden 17) Klaarkrijgen 
uit gevaar helpen
uit een lastige of gevaarlijke situatie helpen (toon de herkomst via de etymologiebank)
• [ov] actie ondernemen om iets of iemand uit de moeilijkheden te halen
uit gevaar helpen
Redden is iemand in veiligheid brengen. [basiswoordenlijst groep 5]
[Let op: mogelijk oud Nederlands van 1400-1800] inlossen