het residu zelfst.naamw. Uitspraak: [ rezi'dy ] Afbreekpatroon: re·si·du Verbuigingen: residu's, residuen (meerv.) rest of overblijfsel van iets Voorbeeld: 'bij laboratoriumonderzoek residu's van bestrijdingsmiddelen in groenten aantreffen' Synoniemen: afzetsel bezinksel depot droesem grondsop sediment zetsel 
1) Overblijfsel 2) Overschot 3) Neerslag 4) Zetsel 5) Grondsop 6) Depot 7) Restant 8) Afzetsel 9) Bezinksel van destillatie 10) Grondlaag 11) Wat na een bepaalde bewerking overblijft 12) Bezinksel 13) Achterblijfsel na verdamping 14) Droesem 15) Sediment 16) Rest 
een lage toonwaarneming die opgeroepen wordt door een stel hoge tonen
wat na een bewerking overblijft vb: na het stomen blijft er toch nog een residu van het gif in de stof achter
Def.: niet of slecht afbreekbare stof die in een organisme of systeem aanwezig blijft.
Syn.: restverschil Def.: het verschil tussen een waargenomen waarde en een berekende waarde van een grootheid Toelichting: Bijvoorbeeld bekend veronderstelde waarde, waarde uit een model. Soms ook: verschil tussen een berekende waarde en een echte waarde. Residu wordt dan meestal 'fout' genoemd.
overblijfsel
Rest van een bepaalde stof, bijvoorbeeld een bestrijdingsmiddel, die ergens achterblijft.
overblijfsel, hetgeen ergens achterblijft terwijl het geleegd is (bijvoorbeeld urine in de blaas bij prostaatvergroting, nadat deze is geleegd)
Reststof, overblijfsel b.v. van een geneesmiddel..
Achterblijfsel; het achterblijvende materiaal na bv. verdamping of filtratie.
Een overblijfsel, een restant.
Wat overblijft
overblijfsel (toon de herkomst via de etymologiebank)
vaste stof die achterblijft in een filter of zeef bij filtreren
De droge vaste stoffen die achterblijven na de verdamping van een water- of slibmonster.