ruilen werkw. Uitspraak: [ rœylə(n) ] Afbreekpatroon: rui·len Vervoegingen: ruilde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft geruild (volt.deelw.) iets krijgen en er iets anders voor teruggeven Voorbeelden: 'ruilen alleen met kassabon binnen 14 dagen' , 'van plaats ruilen met iemand' Zie ook: ruil Synoniemen: inwisselen omruilen omwissele... Gevonden op https://woorden.org/woord/ruilen