siepelen werkw. Afbreekpatroon: sie·pe·len Verbuigingen: siepelde Vervoegingen: gesiepeld (volt.deelw.) ''van water, bloed e.d.'' geleidelijk doordringen, langzaam vloeien Voorbeeld: 'Waarschijnlijk siepelde in bepaalde gedeelten het water zelfs een beetje diffuus door het veen heen.' . 1 definitie... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/siepelen
spikkelen - Voorbeeld: ‘In heel die pracht herkende Horieneke haar eigen zelf niet meer: het Horieneke van gister, met zijn blauw gesiepeld schortje en zwart kleedje, was een armtierig ding bij dat van nu’ Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0021.php