de landbouwer zelfst.naamw. (m.) Uitspraak: [ 'lɑndbɑuwər ] Afbreekpatroon: land·bou·wer Verbuigingen: landbouwers (meerv.) de landbouwster zelfst.naamw. Uitspraak: [ 'lɑndbɑuwstər ] Afbreekpatroon: land·bou·wer Verbuigingen: landbouwsters (meerv.) ondernemer die grond bewerkt en gewassen teelt Synoniemen: : boer, agrariër Synoni...
1) Agrariër 2) Agrariër 3) Akkerman 4) Boer 5) Bouwman 6) Egger 7) Eigenerfde 8) Farmer 9) Fellah 10) Graanboer 11) Herenboer 12) Kleiboer 13) Landman 14) Ploeger 1) Agrariër 2) Akkerbewerker 3) Akkerman 4) Beroep 5) Boer 6) Fellah 7) Graanboer 8) Landman 9) Tani 
boer (toon de herkomst via de etymologiebank)
iemand die de landbouw beoefent als beroep; boer
boer