slaapwandelen werkw. Uitspraak: [ 'slapwɑndələ(n) ] Afbreekpatroon: slaap·wan·de·len Vervoegingen: slaapwandelde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft geslaapwandeld (volt.deelw.) rondwandelen terwijl je slaapt Voorbeeld: 'het eng vinden als je kind slaapwandelt' Synoniemen: somnambulisme 
1) Maanziekte 2) Somnambulisme 3) Noctambulisme 4) Medische term 5) Nachtelijk verschijnsel 6) Hypnobatie 
levendige droomtoestand waarin iemand eenvoudig handelingen verricht, maar waarvan die persoon na wakker worden niets meer weet
Klachten en verschijnselen Lopen of andere activiteiten (openen van kastdeuren, naar het toilet gaan, autorijden) in de slaap. Slaapwandelen treedt meestal op in het eerste derde deel van de nacht. In de meeste gevallen is de duur enkele minuten tot een half uur. Kenmerkend is desoriëntatie en verwarring bij het ontwaken. Slaapwandelen wil niet al...
'Slaapwandelen' (of somnambulisme) is rondwandelen terwijl men slaapt en waarbij het lijkt of men wakker is. Dat men een slaapwandelaar niet zou mogen wekken is niet bewezen.
• [medisch] onbewust daarvan rondwandelen in een toestand van slaap. •tweede betekenisomschrijving. •enz.
rondwandelen tijdens de slaap
somnambulisme