slenteren werkw. Uitspraak: [ ˈslɛntərə(n) ] Afbreekpatroon: slen·te·ren Vervoegingen: slenterde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft geslenterd (volt.deelw.) langzaam en doelloos lopen Voorbeeld: 'door het dorp slenteren' Synoniemen: banjeren drentelen kuieren lopen rondslenteren wandelen 4 definities...
1) Banen 2) Banjeren 3) Dalveren 4) Doelloos lopen 5) Doelloos rondlopen 6) Doelloos wandelen 7) Dralen 8) Drentelen 9) Flaneren 10) Kuieren 11) Langzaam en zonder doel wandelen 12) Langzaam lopen 13) Langzaam voortlopen 14) Langzaam wandelen 15) Lopen 16) Manier van lopen 17) Ronddolen 18) Rondslenteren 1) Banjeren 2) Drentelen 3) Flaneren 4) Kuieren 5) Lanterfanten 6) Lenteren 7) Lopen 8) Rondlopen 9) Rondsjouwen 10) Rondsloffen 11) Schaffelen 12) Schoffelen 13) Sjokken 14) Slabakken 15) Sloffen 16) Vendelen 17) Wandelen 18) Zwalken 
langzaam lopen (toon de herkomst via de etymologiebank)
langzaam en rustig lopen vb: we slenterden langs de winkels
in een rustig tempo en meestal zonder duidelijk of urgent doel lopen; op zijn gemak lopen
langzaam lopen