verpletteren, vermorzelen (VD) - Voorbeeld: ‘Ze liepen, sloegen en schreeuwden en schaterden telkens een puid voor hun voeten opsprong. De stokken hieven en vielen vlug zodat de beesten kreupel geslegen of gesmeierd bleven liggen’ Gevonden op https://www.dbnl.org/tekst/leme001taal02_01/leme001taal02_01_0021.php