snowboarden werkw. Uitspraak: [ 'snobɔ:rdə(n) ] Afbreekpatroon: snow·boar·den Vervoegingen: snowboardde (verl.tijd enkelv.) Vervoegingen: heeft gesnowboard (volt.deelw.) op een snowboard van een berg met sneeuw naar beneden glijden Voorbeeld: 'Wat doe je het liefst: skiën of snowboarden?' 3 definities... Gevonden op https://www.woorden.org/woord/snowboarden